Owakudani ligt in een gigantisch natuurgebied, Hakone (in de buurt van de berg Fuji) het doel van een kleine uitstap die ik met Stijn heb gemaakt. Na een paar uur op enkele boemeltreintjes, moesten we nog een kwartiertje de kabellift nemen voordat we eindelijk iets spectaculairs te zien kregen, de zwavelbronnen van Owakudani! Vanuit de lift hadden we al een indrukwekkend uitzicht over de bronnen, maar dit kon ons nog niet echt voorbereiden op de stank die ons te wachten stond toen dat we boven aankwamen. Niet zonder enig gevaar begaven we ons op een korte wandeling door het woeste landschap dat iets van een inferno weg had, tot aan de eigenlijke warmwaterbronnen waar de stank echt niet te harden was.
Iets typisch aan Japanse toeristen is dat die voornamelijk reizen om de verschillende specialiteiten van een streek te proeven. Zoals wij kitsch kopen om als souvenir mee te nemen, schaffen de Japanners zich allerlei streekproducten aan, die al dan niet ter plekke worden opgegeten. DE specialiteit van Owakudani zijn de 黒卵, zwarte eieren die in de naar zwavel stinkende modder worden gekookt. Niet echt mijn idee van een lekkernij, maar de Japkes kregen er maar geen genoeg van. Of het lekker is laat ik in het midden, maar veel mensen geven als voornaamste reden om ze te eten “dat het gezond is”, wat in mijn ogen meestal wil zeggen dat ze het, net zoals natto, beschouwen als een noodzakelijk kwaad.
Nadat we net niet waren bezweken in deze hel, gingen we verder richting Moto-Hakone, eerst een uurtje met de bus, en daarna nog een halfuurtje met de lelijkste ferryboot die ik ooit heb gezien. Dat Japanners er niet vies van waren om bepaalde Westerse dingen over te nemen en helemaal te ruineren was mij al bekend, maar dit was er toch echt wel over. Anyway, we staken het Ashino-meer over, om vervolgens van het uitzicht op de poort van het Hakone-Gongen-schrijn te genieten, wat pas echt spectaculair werd toen dat op de achtergrond de berg Fuji vanuit de wolken verscheen!
Een andere excursie vanuit Tokyo die de moeite waard is was Nikko, een plaatsje in de bergen dat al eeuwenlang om een of andere reden als heilig wordt beschouwd. Aangezien dit een eindje is, een viertal uurtjes met de trein, heb ik er een tweedaags tripje van gemaakt. De eerste dag heb ik mij voornamelijk beperkt tot Nikko zelf, aangezien daar op zich al een hele dag in kan worden rondgeslenterd. De voornaamste attractie is het Toshogu-schrijn, een tempel opgericht als mausoleum voor Tokugawa Ieyasu, de grondlegger van het Edo-Bakufu dat aan de basis lag van de relatief vreedzame Edo-periode.
Alhoewel Ieyasu een bescheiden heiligdom wenste, kon zijn kleinzoon er niet aan weerstaan om er een gigantisch en overdadig versierd complex van te maken. Het schrijn is bekend als een van de rijkst versierde heiligdommen in Japan, waardoor het in mijn ogen redelijk dicht bij de Chinese cultuur aanleunt. Ik vond het eerlijk gezegd een van de mooiste heiligdommen, misschien een beetje TE druk met momenten, maar het geheel was werkelijk prachtig, vooral ook omdat het in een mooie omgeving lag.
’s Avonds had ik mij voorgenomen om in Yumoto-Onsen te overnachten, een dorpje gelegen in de middle of nowhere, bekend voor zijn warmwaterbronnen. Na een paar uur op de bus kon mijn geluk niet op toen ik MIDDEN IN DE SNEEUW uitstapte! Ik was tijdens de winter teleurgesteld dat er in Osaka geen sneeuw was gevallen, dus om hier in een sneeuwstorm terecht te komen was voor mij echt geweldig, het was echt al tijden geleden dat ik zoveel sneeuw had gezien.
Ik zocht mij ergens een Ryokan, een traditioneel Japans hotel, en aangezien het buiten het toeristische seizoen was, kreeg ik een enorme kamer die normaal voor vier personen was bedoeld. Na van een typisch Japanse maaltijd te hebben genoten (和食) begaf ik mij naar de onsen. Ik had al eens een onsen gebruikt tijdens een studie-uitstapje, maar deze was nog beter. Niet alleen was dit echt bronwater, er was ook een buitenbad! Dit houdt dus in dat ik heerlijk heb zitten te relaxen in 50 graden water te midden van de sneeuw. Er zijn maar weinig badervaringen beter dan deze, massa’s sneeuw om je heen, een gloeiend heet bad, en ondertussen voelen hoe de natte haren op je hoofd aan het bevriezen zijn!
Op de tweede dag heb ik eerst wat rondgeslentered in Yumoto-Onsen, en daarna heb ik mij aan een wandeltocht van 7 kilometer, door de sneeuw gewaagd richting Chuzenji-Onsen. Bitter koud, zeker omdat ik gewoon in mijn blazer en sneakers rondliep, maar zeker de moeite waard om eens te proberen vanwege het prachtige landschap, wat volgens de meeste reisgidsen nog mooier schijnt te zijn in de zomer. Ik vond het grappig om de geshockeerde gezichten te zien van ervaren wandelaars in hun professionele uitrusting, die toch wel wat moeite hadden met recht te blijven op slipperige hellingen. Ik moet hier ook even vermelden (overigens niet zonder enige trots) dat ik de familie-traditie, ondanks mijn gladde sneakers, niet heb voortgezet en dus zonder ook maar een keer te struikelen of te vallen tot op het eindpunt ben geraakt! De beelden spreken eigenlijk voor zich, vooral het uitzicht over het meer was spectaculair, net zoals de 97 meter hoge Kegon waterval.