maandag, augustus 27, 2007

Closing of the Doors

Eindelijk is het zover, na 305 dagen is er een einde gekomen aan mijn verblijf in het land van de rijzende zon. Ik kijk met gemengde gevoelens terug, enerzijds zijn er momenten geweest waarop ik even genoeg had van Japan, waar het kleinste contact met zijn inwoners een bron van ergernis was, maar anderzijds moet ik ook constateren dat het jaar voorbij is gevlogen. Ik zie nog altijd het afscheid met mijn ouders en Stef in Brussel Zuid voor mij, ik herinner mij nog de eerste, eerlijk gezegd ontmoedigende indrukken toen ik op Gaidai aankwam en de verloederde staat van de gebouwen en mijn dormitory zag. Er moet ook worden bijgezegd dat de eerste maanden voor mij niet altijd even simpel zijn geweest wegens bepaalde omstandigheden, maar een korte rustperiode in Belgie heeft mij hier wel bij geholpen, alhoewel ik toegegeven niet altijd de gemakkelijkste was tijdens die paar weken.

Het is onvermijdelijk dat dit verblijf een effect heeft op mijn perceptie van dit land. Voordat ik naar hier kwam had ik een vrij positief beeld van Japan, misschien zelfs een tikkeltje naief, wat zich vooral gevormd had na enkele goede contacten met Japanners in Belgie. Dit jaar heeft ook de minder positieve kanten van de maatschappij, die lijkt te worden geleid door oppervlakkige beleefdheid en apathie, belicht die met momenten zeker hebben geprimeerd en een ronduit negatief beeld hebben gevormd. Toegegeven, dit is misschien vertekend door enkele slechte ervaringen die op dit moment de bovenhand halen, maar het is nu eenmaal de realiteit. Natuurlijk heb ik veel goede herinneringen, met name dankzij Hana en Inoue, twee van de beste Japanners die ik ken, en met de tijd zullen de slechte momenten vervagen en zal mijn beeld vanzelf weer worden bijgesteld.

Ik heb zowat alles gezegd wat ik wilde over mijn verblijf in Japan, dus dit zal de laatste keer zijn dat hier iets te lezen valt, tenzij dat ik ooit nog eens in dit gekke land terecht kom (wat er niet echt inzit voor de komende jaren). Bedankt om mijn kleine en grote avonturen in het land van de rijzende zon te volgen gedurende het afgelopen jaar, en na meer dan 60 pagina’s vol te hebben gepend met ervaringen en mijn kijk op dit vreemde land, sluit ik mijn blog af met de hoop dat iedereen toch een beetje heeft kunnen genieten van mijn schrijfsels. Bedankt!

woensdag, augustus 01, 2007

Gettin' Out

De zomer in Japan is traditioneel de periode waarin schrijnen en tempels festivals organiseren. De meesten zijn klein en eenvoudig, maar de afgelopen weken heb ik er twee bezocht die zeker de moeite waard zijn voor iedereen met een beetje interesse in Japanse cultuur.

Het eerste was Gion-Matsuri, een festival dat al meer dan duizend jaar wordt gevierd om het einde van een reeks ziekten die Kyoto teisterden te herdenken. Het festival duurt eigenlijk de hele maand juli, maar de interessantse activiteit is de optocht die plaatvindt op 17 juli. De grootste straten worden afgesloten van het verkeer, en een parade van schrijnen trekt door de stad.

Gion is het beroemdste festival in Japan, en zoals verwacht komt er ontzettend veel volk op af, ook veel buitenlandse toeristen. De straten staan afgeladen vol, vooral op de hoeken moet je echt drummen om een goed plaatsje te vinden (reden komt later). Net zoals bij Jidai-Matsuri (oktober vorig jaar) zijn de Japanners hier echter uiterst gedisciplineerd in, en gebeurt alles mooi ordelijk. De grote politiemacht die hier voor wordt uitgetrokken zal er ook wel voor iets tussenzitten!


De grote wagens, hoko, zijn zeer indrukwekkend om te zien, vooral omwille van hun rijke versieringen. Naar het schijnt wegen ze rond de 12 ton, gecombineerd met het volk dat er bovenop zit is dit toch wel zwaar peins ik! Daarom moeten de wagens worden voortgetrokken door een tiental mensen. Het spectaculairste gebeurt in de bochten. Aangezien de wagens niet op zichzelf kunnen draaien, moeten ze iedere keer terug in de goede richting worden getrokken. Met elke wagen lopen er een hoop kerels mee die bamboelatten op de grond moeten leggen en deze nat maken zodat de wielen kunnen glijden. Onder luide aanmoedigingen van de mannetjes op de wagen wordt hij een paar graden in de juiste richting getrokken, waarop het hele proces wordt herhaald. Het zag er allemaal niet min uit, en ik zou niet graag in hun schoenen staan en de hele dag een wagen door de stad trekken!

Andere wagens, tama, beelden historische taferelen uit, en zijn een stuk kleiner dan de hoko. Ze wegen “slechts” anderhalve ton. Bij de bochten wordt de tama niet gedraaid zoals de grote wagens, maar de dragers heffen het ding gewoon even op! Het grappige is dat er onderling precies een competitie bezig is, aangezien iedere groep dragers probeert zoveel mogelijk rondjes te lopen met zijn tama.

Het tweede festival dat ik heb bezocht was het Tenjin-Matsuri, een van de drie grootste festivals in Japan dat in Osaka werd gehouden. Ik heb eerlijk gezegd geen idee waar dit om draaide, maar dat hield ons niet tegen om een kijkje te gaan nemen!

Aangekomen hadden we al meteen door dat de reputatie van grootste festival gepaard ging met een enorme massa. De straten in de buurt waren afgesloten, en overal stonden kraampjes opgesteld. Eigenlijk heeft zo’n festival iets weg van een kermis, compleet met schietkramen, viskraampjes (wat hier wel heel letterlijk werd genomen), en zelfs een spookhuis!

Een van de grote publiekstrekkers was een botenparade op de rivier. Wat hier precies de bedoeling van was is een raadsel, het had wel iets carnavalsachtig (boten vol reclame, gevuld met Japanners die blijkbaar al aardig wat alcohol binnen hadden), maar was leuk om te zien. Het hele gebeuren zou worden afgesloten met vuurwerk, maar aangezien we niet echt wisten waar dit precies te doen zou zijn hebben we alleen maar de laatste minuut kunnen meemaken, maar naar verluid was het niet zo spectaculair.


dinsdag, juli 17, 2007

Heading for the Sunrise

Een van de dingen die elke buitenlandse student na een jaartje Japan toch gedaan moet hebben is de Fuji beklimmen. Met zijn 3776m is deze de hoogste berg in Japan, en ieder jaar klimmen 200.000 mensen naar de top (waaronder meer dan 60.000 buitenlanders). Nu, ik heb blijkbaar de reputatie van iemand die een lichte afkeer heeft van sport en fysieke inspanningen, dus het gedacht dat ik een berg zou beklimmen alleen al is voor velen een absurd gegeven. Als ik hier ook nog bij zeg dat we dit ’s nachts hebben gedaan voor de sfeer, en rond zonsopgang boven te zijn, weet ik dat veel mensen mij gewoon gek zullen verklaren, maar ik heb het toch maar gedaan, samen met een groepje medestudenten uit Leuven, en andere buitenlandse studenten van Kansai University!

De beklimming begint natuurlijk niet helemaal beneden, aangezien dit veel te lang zou duren. De klimroute is verdeeld in verschillende stations, en de meeste mensen beginnen bij het vijfde station in Kawaguchi, op 2305m hoogte. Alhoewel 1471m klimmen niet zo veel lijkt, doen de meeste mensen er gemiddeld zo’n 6-7 uur over. Opgewekt en klaar voor de uitdaging begonnen wij aan onze klim rond 7 uur ’s avonds, maar niet zonder eerst van het adembenemende uitzicht en de prachtige zonsondergang te hebben genoten.

De klim op zich viel nog goed mee, zeker aangezien we tijd genoeg hadden en dus niet naar boven moesten spurten. Het eerste stuk was niet echt steil, en na een tweetal uurtjes waren we behoorlijk gestegen. Daarna werd het leuker met wat echt klimwerk. In het donker als een of andere berggeit over de rotsen klauteren is misschien niet mijn ideale tijdverdrijf, maar ik heb er mij toch goed mee geamuseerd (alhoewel mijn arme sneaker het zwaar te verduren hebben gekregen).

Hoe hoger dat we klommen, hoe kouder dat het natuurlijk werd, wat voor mij het vervelendste aan de hele opgave was aangezien ik hier niet zo goed op was voorbereid, zeker niet vergeleken met de anderen (die als echte hikers met bergschoenen, dikke jassen en extra zuurstof de uitdaging aangingen). Na een stop aan het achtste station, was het tijd voor de laatste etappe. De laatste loodjes wegen meestal het zwaarst, maar al bij al viel het nog goed mee. Aangezien de zon elk moment kon opkomen, wilde iedereen zo snel mogelijk de top bereiken, met als gevolg dat we voor sommige stukken echt in de rij moesten aanschuiven!

Achter ons begon de zonsopgang, maar spijtig genoeg was het redelijk bewolkt, waardoor het niet zo spectaculair was als het had moeten zijn. Op de top aangekomen, bij het laatste station was een van de eerste dingen die ik zag toch wel niet een souvenirshopke met allerlei prullen! Over de stations gesproken, de uitbaters zijn de grootste afzetters die ik ooit ben tegengekomen. Voor 5 euro mocht je een kwartiertje in een station wat opwarmen, en als je een uur wilde rusten was je al snel 30-40 euro kwijt!

Nadat we ons even hadden verwarmd met de goorste warme chocolademelk die ik ooit heb gedronken (en ook nog eens belachelijk duur was), was het tijd voor de afdaling. Spijtig genoeg hadden we de krater niet kunnen bezichtigen, omdat de ochtendmist ongelofelijk snel kwam opzetten. De afdaling zelf was veel saaier dan de beklimming, maar we hebben onderweg wel van een mooi uitzicht kunnen genieten.

Terug in Tokyo, moe maar voldaan kreeg ik niet veel kans om te recupereren, aangezien ik ’s avonds met Nathan en Emma in Shibuya afgesproken. Normaal gezien zouden we eens goed op stap gaan, maar, ook wegens financiele beperkingen, zat dat er niet echt meer in voor mij, dus hebben we het gehouden op yakiniku, een soort barbecue. We hadden een geweldig redelijk geprijsd all-you-can-eat-and-drink restaurantje gevonden, wat, gegeven de dure prijzen voor vlees in Japan, ideaal was om te bekomen van mijn uitstapje!

maandag, juli 02, 2007

Time is Running Out

Het is al even geleden sinds mijn laatste serieuze blog, maar dat is vooral omdat er niet veel te beleven valt. Ik ga naar de les, ik studeer (uiteraard!), bekijk een dvd van tijd tot tijd, en verveel me. Het semester hier loopt bijna ten einde, nog een slordige drie weken en ik heb examens (niet dat ik mij daar zorgen over moet maken). Daarna is het stilletjes aan aftellen naar de terugkeer richting Belgie (ik heb mijn vlucht ondertussen ook vastgelegd), waarna ik eindelijk weer eens iedereen face-to-face kan irriteren xD.

Het regenseizoen heeft sinds enkele weken zijn intrede gedaan, maar tot ieders verbazing is het nog relatief droog gebleven, buiten een gietende regenbui met momenten, maar dat is nog redelijk normaal. Het wordt ook warmer en warmer, en aangezien Japanners de vervelende “stating-the obvious” gewoonte hebben, hoor ik zo’n tien keer per dag “atsui” (’t is warm), gecombineerd met een pathetische imitatie van iemand die al tien dagen zonder water door de woestijn dwaalt. Ik hou mijn hart vast voor wat ze gaan doen en zeggen als de ECHTE zomer eraan komt, die berucht is om zijn ondraaglijke hitte gecombineerd met een veel te hoge vochtigheidsgraad.

Japanse vrouwen doen er echt alles aan om toch maar te vermijden dat ze een beetje kleur krijgen. Ook al is er maar een enkel zonnestraaltje dat de wolken doordringt, de helft van de meisjes hebben onmiddellijk de parasol in aanslag en vluchten de schaduw in. Het wordt er alleen nog maar beter op als meisjes niet alleen met een parasol rondlopen, maar ook nog voor alle zekerheid een paraplu meenemen (raining season, remember). Alsof dit nog niet absurd genoeg is, verkopen naast zonnebrandcremes, de producten om de huid te verbleken als zoete broodjes.

Minder leuk is dan weer het verschijnsel van de zonnekleppen, vooral populair bij oude vrouwtjes. Deze dingen zijn gigantisch, en bedekken half het gezicht. Het is redelijk creepy als er opeens zo’n vrouwtje naast je opduikt (alhoewel ze nog net niet zo akelig zijn als de mondmaskertjes die gelukkig verdwenen zijn, op een of andere hypochonder hier en daar na),

Ongetwijfeld een van de leukste dingen die ik heb meegemaakt was mijn ontmoeting met Hana een paar weken geleden. De meesten onder jullie kennen hem wel, de Japanse volleyballer die een seizoen bij Noliko Maaseik heeft gespeeld en waar ik via Johan mee in contact ben gekomen. Hij is waarschijnlijk de beste Japanner die ik ken, en aangezien we tijdens zijn verblijf in Belgie al verschillende keren hadden afgesproken, moesten we dit natuurlijk ook eens in Japan doen als hij terug in het land was!

Zo gezegd zo gedaan, en een paar weken geleden zijn we dan eens iets gaan drinken in, jawel, de Belgische bar. Zoals iedereen zich kan voorstellen, was het voor mij geweldig om nog eens wat kost van bij ons te kunnen eten en fatsoenlijk bier te drinken. Er is bijgepraat over mijn avonturen hier, volleybal, maar natuurlijk ben ik ook op de hoogte van de laatste nieuwtjes die bij Noliko de ronde doen (gelukkig is Maaseik zo’n uitgebreid roddelnetwerk xD). Al bij al was het een van de beste avonden van de afgelopen weken, en zeker voor herhaling vatbaar!

Het afgelopen weekend vond het Gaidai zomerfestival plaats. Aangezien Gaidai vanaf oktober wordt overgenomen door Osaka University, is dit het allerlaatste festival dat ze volledig zelf kunnen organiseren, dus dat moest wel iets speciaals worden. Onder de intrigerende slogan “Gaidai-ism, the Summer of Summer” (Japanners en Engels blijft een heerlijke combinatie) wordt het al maandenlang aangekondigd, en vandaag was het dan eindelijk zover. Op een of andere manier is het wel vergelijkbaar met Belgische schoolfeesten, maar hier wordt het echt voor de studenten georganiseerd, niet meteen voor de hele aanhang, die er in veel mindere mate rondloopt (en in tegenstelling tot Belgen, niet aan de toog gaan staan en hun kinderen proberen te ontwijken).


Zoals in een van mijn eerdere posts al vermeld zijn er verschillende clubs op Gaidai (sport, fotografie, dans, enz), en zij zijn eigenlijk de drijvende kracht achter het festival. Ze organiseren optredens, demonstraties, maar staan vooral in voor de ontelbare eetkraampjes die er te vinden zijn. Er waren verschillende interessante optredens (buikdanseressen, xD), maar de meesten deden me sterk denken aan Crea (Maaseikenaren kennen dit gedrocht wel), wat in mijn ogen niet echt flatterend is voor de Japanners.


Ik denk dat er een of ander internationaal thema was gekozen, aangezien de verschillende eetkraampjes voedsel van verschillende landen presenteerden. Japanse interpretaties van pizza (twee sneedjes wit brood met wat groenten tussen), kebab (die verdacht veel op yakitori, brochettes, leek, maar beter was dan die van het kraampje met echte yakitori) zijn altijd grappig, maar gelukkig waren er ook standjes met gewone Japanse kost (waar ze tenminste goed in zijn), en natuurlijk heb ik mij daaraan tegoed gedaan. Al bij al is het best wel een leuk festival om eens mee te maken, vooral omdat ontzettend veel mensen in de meest kleurrijke yukata’s rondlopen, wat altijd mooi is om te zien.

woensdag, juni 13, 2007

Losing My Religion

Nadat uit een recent gesprek met een bepaalde persoon (die ik na lang beraad toch niet bij naam ga noemen) maar weer eens is gebleken wat voor een arrogante, cynische, egoistische, hoogmoedige nul ik blijkbaar ben, heb ik de conclusie gemaakt dat het gewoonweg maatschappelijk onverantwoord zou zijn om mijn werkelijk gigantische ego niet met de rest van de wereld te delen; het werd tijd dat ik mijn eigen sekte oprichtte! Jullie kunnen zich wel voorstellen wat een onvoorstelbaar grote teleurstelling dat het was voor een onuitstaanbare egotripper als ik, toen bleek dat alle religieuze activiteiten verboden waren in de dormitories op Gaidai. Daar zat ik dan, met mijn plannen om arme idioten geld af te troggelen, brainwashing, en natuurlijk de onvermijdbare, maar ontegensprekelijk briljante collectieve zelfmoord, de wereld weet gewoon niet wat hij mist!

Nu, de reactie van de universiteit is niet zo verwonderlijk. Allhoewel Shintoisme en Boeddhisme relatief onschulidge religies zijn, kampt Japan met het problem van sektes, die net zo zot zijn, of waarschijnlijk nog zotter dan Scientology of de Moon-cult. Sommigen zullen zich de aanslag met Sarin-gas in de metro van Tokyo door de Aum-Shinrikyo sekte herinneren, waarna er een golf van angst is gegaan door de Japanse bevolking.

Vooral op de universiteiten is dit blijkbaar een hot issue, en met rede. In een van de eerste maanden dat ik hier was, benaderde een of andere Japanse mij met de uitnodiging tot een etentje, om gezellig over een of andere Boeddhistische groepering te keuvelen. Arm zoals ik ben, kon ik uiteraard geen gratis eten afwijzen, en ook al is mijn interesse in Boeddhisme praktisch onbestaande, dit had ik er toch wel voor over!

Ik werd uitgenodigd in een naar Japanse normen gigantisch vier-kamer appartement, en toen ik een of ander seminarie zaaltje zag, compleet met beamer en groot projectiescherm, begon er al een alarmbelletje te rinkelen, maar natuurlijk niet hard genoeg om boven het knorren van mijn hongerige maag uit te komen. Het etentje verliep zoals altijd met een Japanner, steeds dezelfde vragen die terugkwamen, en een werkelijk saai gesprek over hun Boeddhistisch groepje.

Een paar dagen later kreeg ik opeens een mail die mij informeerde over een weekendje in een of ander kamp waar ik blijkbaar stilzwijgend mee akkoord was gegaan! Het werd mij nu toch allemaal een beetje te creepy, en gecombineerd met het feit dat het kamp niet gratis was, deed ik wat iedere kerel zou doen, ik weigerde beleefd, en negeerde de rest van de berichten die ze mij stuurde.

Naderhand had ik niet veel aandacht besteed aan dit incidentje, tot dat een van mijn proffen ons een halve les heeft geentertained over de gevaren van sektes op universiteiten, wat mij eerlijk gezegd ronduit idioot klonk, maar bij de Japanners zit de schrik er serieus in. De aankondiging in onze dorm was daar maar weer eens een teken van, niet alleen werden alle religieuze groeperingen gewoonweg verboden, het was ook niet meer toegestaan om mensen te recruteren. Ik heb er zelf nog niks van gemerkt buiten dat ene voorvalletje dat niet eens in de buurt van de dorm was gebeurd, maar Japanners reageren nu eenmaal graag preventief.

Over preventieve reacties gesproken, in de afgelopen weken is het mij duidelijk geworden dat dit niet voor alles geldt. In de Japanse universiteiten wordt er met paniek gereageerd op de uitbraak van de mazelen. De afgelopen 20 jaar zijn er praktisch geen vaccinaties geweest, omdat men toch dat “mazelen toch wel uitgeroeid zouden worden”, met als gevolg dat de huidige jonge generatie vatbaar is voor deze ziekte, wat er toe heeft geleid dat er in Tokyo al enkele universiteiten de deur hebben moeten sluiten! Hier op Gaidai hangen ook al verscheidene waarschuwingen op, maar tot nu lijkt het er spijtig genoeg niet op dat we een extra weekje vakantie krijgen.

woensdag, mei 23, 2007

Peter en de Deen 1 - Japkes 0

Zoals ik ongetwijfeld al eerder heb vermeld, leef ik op een verdiep met een paar Japanners en Andy, mijn Deense medestudent. Over het algemeen heb ik niet veel contact met de Japkes, eentje van hen is constant weg, ofwel rugbytraining of studentenjob, de andere heeft veel weg van een hikikomori, sluit zich op en overleeft op diepvriesmaaltijden of laat pizza leveren. We krijgen hem eigenlijk alleen maar te zien als we per ongeluk iets van hem hebben gebruikt, en hij dat in ons gezicht komt duwen met de bijna hysterische vraag waarom we wel aan zijn spullen hebben gezeten, maakt niet uit of het een koffielepeltje of een rijstkoker is.

Nu, in April is het nieuwe academiejaar begonnen in Japan, wat dan ook voor ons betekende dat we er twee nieuwe buren bijkregen. Yuuki is redelijk teruggetrokken maar vriendelijk, terwijl de andere kerel gewoon raar is. Komt niet veel buiten, en heeft de idiote gewoonte om niet alleen de gaskraan (wat nog begrijpelijk zou kunnen zijn), maar ook de watertoevoer af te sluiten na gebruik, om ongelukken te voorkomen.

Een paar weken geleden hing er opeens een bekendmaking in de keuken, met daarop de namen van de voorzitter van deze unit (ons deel van het verdiep), de penningmeester en de verantwoordelijke voor entertainment. Het reilen en zeilen in onze dorm is namelijk niet de verantwoordelijkheid van Gaidai, maar wordt geregeld door een studentencomite, wat wel eens een verklaring zou kunnen zijn voor de erbarmelijke levensomstandigheden. Bij het begin van het nieuwe academiejaar moeten er in iedere unit verkiezingen (!) worden gehouden om bovenstaande posities in te vullen. Aangeziend dit mij een redelijk democratisch systeem lijkt, zou je verwachten dat Andy en ik, die hier al langer wonen dan de helft van de Jappen, ook mochten stemmen, maar blijkbaar staan de Japanners toch niet zo open voor andere culturen als ze ons willen doen geloven, en werden we gewoon straal genegeerd.

Aangezien dit de eerste keer was dat we iets te weten kwamen over de werking van de dorm, zijn we ons gaan informeren over bovenstaande posities. Groot was onze verbazing toen bleek dat onze geliefde voorzitter (die ook nog eens onze residential hikikomori bleek te zijn) niet alleen verantwoordelijk was voor het informeren ivm beslissingen van het bestuur (waar wij nooit iets van te horen hebben gekregen), maar ook in moest staan voor orde op onze gang! Zoals uit de foto’s die ik ooit hier op heb gezet is gebleken dat hij hier toch wel keihard in faalt. Het gewone vuil wordt door de poetsvrouwen opgehaald, maar er staan hier ook twee dozen voor plastic flessen en blikjes. Ook al gebruiken Andy en ik deze amper, toch zijn wij het die dit afval iedere keer opruimen, aangezien de Japanners precies proberen om een zo hoog mogelijke berg blikken opeen te stapelen.

Nu waren wij niet alleen redelijk gedegouteerd door het feit dat wij hier al een half jaar wonen zonder dat iemand zich de moeite heeft gedaan om ons over de gang van zaken te informeren, maar zagen wij dit ook als een goed excuus om te testen hoever we de Japkes konden drijven in hun luiheid. Andy kwam op het simpele idee om het spelletje vreedzaam te spelen (terwijl ik eerder voorstander was van een gezellig ouderwetse vete met de optie op een escalatie met nare gevolgen, om de tijd wat te verdrijven), door gewoon niks meer te doen. Geen gemeenschappelijke spullen meer afwassen, maar gewoon onze eigen dingen gebruiken, niets meer opvegen als een van onze dormgenoten er weer eens niet in geslaagd was om een beetje proper te koken, en vooral, geen blikjes of plastic flessen meer opruimen.

Na een paar weken niks te hebben gedaan, waren we het er allebei over eens dat dit toch wel saai was, en te lang zou kunnen aanslepen, dus moesten we het over een andere boeg gooide. Onze voorzitter (Yasuhara btw), het hoofddoel van onze actie, overleeft voornamelijk op diepvriesmaaltijden, en dus besloten we om dit een beetje te bemoeilijken. De doos voor de blikjes staat vlak langs de diepvriezer, en aangezien deze al ettelijke weken niet was leeggemaakt was onze halve keuken bezaaid met blikken. Natuurlijk maakte dit geen verschil voor Yasuhara, omdat hij toch alleen maar de microgolf en de diepvriezer gebruikte, tot dat hij op een dag merkte dat Andy en ik ons hadden geamuseerd met mooie blikkentorentjes te bouwen voor beide apparaten. Hij kon hier niet echt mee lachen, maar hij had de boodschap nog niet echt begrepen, dus moesten we het proces nog een paar keer herhalen, totdat het hem op een ochtend te veel werd, onder hels kabaal de gang doorstormde met zakken vol lege blikjes, en eindelijk de plicht deed waarvoor hij zo democratisch was verkozen. Aan de boze blikken die hij ons sindsdien geeft denk ik niet dat onze kleine actie zijn standpunt over buitenlanders heeft verbeterd.

Dit voorbeeld illustreert ook een van de punten die Michael in zijn blog heeft aangehaald. Japanners zeggen graag dat ze openstaan voor andere culturen, en dat ze graag omgaan met buitenlanders, maar als puntje bij paaltje komt zijn ze toch wel heel wat xenofober als ze beweren. Ze hebben nog altijd het gevoel dat een buitenlander nooit echt op zijn plaats kan zijn in hun maatschappij, en zullen dan ook niet gauw iets ondernemen om daar verandering in te brengen. Tijdens mijn verblijf is dat een van de dingen waar ik mij het meeste aan erger, en ik vrees dat daar niet veel verandering in zal komen.

Volgende update: Als ik niet de religieuze toer op ga zal ik mij waarschijnlijk uit verveling met wat smack talk bezighouden.

woensdag, mei 16, 2007

What Have I Done To Deserve This?

De laatste dag in Osaka werd afgesloten met een bezoekje aan een zgn. “Kaitenzushi-restaurant”. Dit is in mijn ogen een van de beste plaatsen om een snel hapje te eten, en iets dat stilletjes aan ook wel eens bij ons mocht worden geintroduceerd. Het concept van deze sushi-zaak is heel simpel; iedereen zit rond een lopende band waar constant bordjes met sushi, sashimi of een andere lekkernij voorbij komen. Je neemt gewoon waar je goesting in hebt, en als je iets specifieks wil, moet je gewoon even roepen en het wordt onmiddellijk klaargemaakt door de chefs. Veel zaken hanteren 1 vaste prijs, bijvoorbeeld 130 yen per bordje, maar in andere zaken zijn er verschillende prijzen afhankelijk van de kwaliteit, waardoor de rekening wel eens hoog kan oplopen als je even niet op let.

Anyway, voor vrijdag had ik het werkelijk briljante idee (jaja, ’t klinkt arrogant maar mijn ouders zijn het hier mee eens, dus om het nog eens te benadrukken, briljant gewoon) om af te spreken met mijn favoriete Japanse duivenmelker, Akagi, in Kobe. Zoals sommigen weten heb ik deze Japanner enkele dagen voor mijn vertrek ontmoet via Jos Thone, en natuurlijk was dit een contact dat ik moest onderhouden! Ik had er tijdens mijn verblijf al een paar keer mee afgesproken, gewoon om bij te praten of voor wat vertaalwerk, en hij had mij gezegd dat ik hem zeker een seintje moest geven als mijn ouders op bezoek waren.

Zelfs was ik slechts 1 keer in Kobe geweest, het is leuk om een dagje in rond te slenteren, maar voor de rest is het vooral een business -en industriestad. Toch zijn er een paar attracties, zoals Chinatown, waar we eens een kijkje hebben genomen (en overigens geen woord Chinees hebben opgevangen, alleen maar Japans zoals gewoonlijk), en de haven. In de haven bevindt zich Kobe-Tower, een van de lelijkste bouwwerken in Japan. De toren wordt wel eens vergeleken met Tokyo-Tower (een afschuwelijke kopie van de Eiffeltoren) en als zelfs Japanners de dingen lelijk vinden dan moet je je als architect toch wel serieus vragen beginnen stellen.



Na even genoten te hebben van het uitzicht nam Akagi ons mee naar een van zijn klanten, een of andere tuin. Ik had mij eerlijk gezegd verwacht aan maar weer eens een traditionele Japanse tuin, maar toen we aankwamen bleek het een gigantische serre te zijn met onnoemelijk veel bloemen en een hoop vogels. Voor mijn ouders, tuinliefhebbers in hart en nieren, was dit geweldig, en ik moet toegeven dat ik er toch ook wel erg van heb genoten, eindelijk nog eens een tuin die mij aan thuis deed denken in plaats van het hele zen-gedoe.


Een etentje onder de bloemetjes later, vervolgden we onze dag in een authentieke sake-brouwerij. We bekeken een korte introductie over het productieproces en natuurlijk mochen we een slokje proeven. De vriendelijke gids bleef ons maar staaltjes van de verschillende soorten sake inschudden, en, vriendelijk als we zijn, konden we dit niet weigeren! Na een laatste maaltijd, bedankten we Akagi, aangezien hij ons plekjes van Kobe had laten zien waar we zelf anders nooit zouden zijn geraakt, namen afscheid, en vertrokken we naar onze nieuwe bestemming, Hiroshima Mijn ouders waren heel tevreden over deze dag, en ik was blij dat ze nu eens echt contact hebben gehad met een Japanner, angezien dit anders toch wel wat moeilijk zou zijn gebleken.

Ik denk niet dat ik hoef uit te leggen waarom we naar Hiroshima gingen, het is in mijn ogen een plek waar iedereen eens een bezoekje aan moet brengen, om er fatsoenlijk achter te komen waar dat mensen wel toe in staat kunnen zijn. Het vredesmuseum is best wel heavy stuff, met een gedetailleerd overzicht van de gebeurtenissen tijdens WOII, die uiteindelijk culmineerden in de vernietiging van Hiroshima en enkele dagen later Nagasaki. Ik vond persoonlijk dat de Japanners hier verbazend open waren over hun toch niet zo mooie verleden, zeker vergeleken met het Yasukuni-schrijn (zie een van mijn posts over Tokyo). Zo werd er onder andere onomwonden geschreven dat de Japanners wel degelijk de oorlog hadden uitgelokt (wat revisionisten wel eens willen vergeten), en ook de slachting van Nanking kwam aan bod.


Naast de oorlog was er natuurlijk ook aandacht voor de Fallout, de gevolgen voor de stad, zijn bevolking en de impact die de bom nu nog altijd heeft op vele levens. Er werd echt geen blad voor de mond genomen, en je werd keihard geconfronteerd met de effecten van radioactiviteit op de slachtoffers, en de lijdensweg die velen ondergingen in de weken na het bombardement.

Het vredespark zelf is ook mooi om door te wandelen, met de cenotaaf, waarin de lijst met alle slachtoffers wordt bewaard, de vlam die slechts zal worden gedoofd als het laatste nucleair wapen wordt ontmanteld, en het monument voor de kinderen die zijn omgekomen. Dit werd opgericht ter nagedachtenis van een meisje dat 1000 origami-kraanvogels wilde vouwen, in de hoop dat ze zo haar leukemie kon overwinnen. Helaas stierf ze voor dat ze haar werk had afgemaakt, maar sindsdien worden er iedere dag honderden kraanvogels opgestuurd naar het monument, gevouwen door schoolkinderen van binnen en buiten Japan. Vanuit het hele park is ook de A-Dome zichtbaar, een van de weinige gebouwen die nog rechtstonden na de explosie, opgenomen als Werelderfgoed, en het symbool bij uitstek van Hiroshima.


De tweede dag brachtten we een bezoekje aan Miyajima, bekend om een van de drie mooiste uitzichten in Japan samen met Amanohashidate (eerdere post) en een of andere baai. Spijtig genoeg was het weer deze dag niet zo goed, maar Miyajima, meer bepaald het Utsukushima-schrijn is zeker de moeite waard. De rode torii (poort) is onderhevig aan eb en vloed, en bijgevolg kun je er gewoon rond wandelen in de late namiddag. Het is een vrij toeristisch eilandje, maar er zijn ook enkele rustigere plaatsjes rond tempels, waar je kan genieten van de bloeiende kerselaars of het mooie uitzicht op de baai.


Het dorpje zelf bestaat eigenlijk uit niks anders dan souvenirwinkels, waar naast de gewoonlijke prullen voornamelijk houtsnijwerk en rijstlepels met allerlei inscripties voor belachelijk veel geld worden verkocht. Net zoals overal in Japan is er ook hier een lokale specialiteit te vinden, een of ander gebak in de vorm van een esdoornblad, iets dat iedere zichzelf respecterende Japanner toch wel zeker gegeten moet hebben hier!


De dag werd afgesloten met een bezoekje aan een Koreaans restaurant, iets waar ik zelf nog niet veel ervaring mee had. De keuken draait blijkbaar vooral om eenpansgerechten, en heeft meer smaak dan de doorgaans relatief flauwe Japanse keuken. We vonden het alleszins geweldig lekker, en het is zeker iets waar ik meer over te weten wil komen tijdens mijn verblijf hier.


Maandagmorgen was het tijd om afscheid te nemen. Mijn ouders namen de shinkansen richting Tokyo, en ik verliet hen onderweg in Osaka. Al bij al was ik toch blij dat mijn ouders op bezoek zijn geweest, niet in het minst om de gigantische voorraad snoep en andere dingen die ze voor mij hadden meegenomen xD, maar natuurlijk ook eens bij te praten en dergelijke dingen. Bedankt voor het bezoek!

zaterdag, april 28, 2007

Feels Like Home

Enkele weken geleden kreeg ik eindelijk eens bezoek uit Belgie, mijn teergeliefde ouders wilden namelijk van mijn verblijf hier profiteren om zelf eens te komen zien wat ik hier nu allemaal zo geweldig (en minder geweldig) aan vond. Er zijn altijd dingen die terugkeren tijdens een vakantie met mijn ouders. Geslenter, ergernis omdat er wordt geslenterd, veel plaspauzes (ze worden al een dagje ouder xD), fotopauzes, rustpauzes, rookpauzes, commentaar op de gemiddelde Japanner, belachelijk veel bezoekjes aan tuinen, bloemetjes bekijken, inspiratie opdoen voor dingen thuis (waar zelden effectief iets mee wordt gedaan) en natuurlijk zo nu en dan een “meningsverschil” om mij toch een beetje het thuisgevoel te geven!

Het plan was dat ze een week bij mij zouden doorbrengen, niet alleen om de belangrijkste toeristische hotspots in mijn buurt te bekijken, maar ook om wat kennis te maken met de Japanse cultuur en gewoontes, omdat mijn ouders gedurende de tweede helft van hun verblijf zonder mij naar het noorden zouden trekken om Tokyo te verkennen! Ik had op voorhand natuurlijk niks concreets gepland (alsof iemand iets anders had verwacht), maar nu dat ik op alles terugkijk kan ik zeggen dat het hele verblijf, met de nodige improvisatie, zonder al te grote problemen is verlopen.

De eerste dag is er niks speciaals gebeurd, aangezien ze pas waren aangekomen leek het mij niet echt aangenaam om al direct een hele uitstap te maken, dus is er gewoon wat rondgeslenterd in het centrum van Osaka, wat op zich al een hele attractie is voor buitenlanders. Na de nodige commentaar op de gestalte van de Japanners, de idiote mondmaskertjes, de mode, de verwondering over de pachinko-verslaving en het wennen aan de massa’s volk op straat, was het tijd om de Japanse keuken te introduceren met een van mijn favoriete gerechten, okonomiyaki! Het eten met stokjes was niet evident, maar tot mijn opluchting bleven mijn ouders volharden omdat het uiteindelijk niet het lastigste ding ter wereld is.




De volgende dagen werden veel interessanter, met een verkenning van Kyoto, waarschijnlijk de meest populaire stad van Japan. Aangezien we hier maar twee dagen tijd voor hadden, is er veeeeeel gewandeld, maar mijn ouders hebben de belangrijkste bezienswaardigheden gezien, en ik heb er van geprofiteerd om enkele plekjes waar ik zelf nog niet was geweest ook eens te bekijken.

Natuurlijk moesten we weer eens een kijkje nemen in het gigantische station, een van de mooiere moderne gebouwen in Japan naar mijn mening. Een van de eerste historische plaatsen die we bezochten was het Nijo-kasteel. Het kasteel zelf was de vroegere residentie van de Tokugawa-shogun, en om indringers te vermijden was de vloer zo geconstructureerd dat het onmogelijk is om er geruisloos over te lopen. De kamers zijn versierd met prachtige wandschilderingen (mijn pa kon het ondanks het verbod niet laten om er stiekem een paar foto’s van te nemen).



Interessanter dan het woonhuis was de omringende tuin, die vaak is aangehaald als een typisch voorbeeld van traditionele Japanse tuinen. Veel gigantische stenen, mooi in model gesnoeide bomen, een vijver, en hier en daar een lantaarn zijn zowat de basiselementen die ik kon onderscheiden. Spijtig genoeg waren we een paar weken te vroeg, en stonden de kerselaars bijgevolg nog niet in bloei.

Met het bezoek aan Nijo was de toon voor de rest van de dag gezet, en zodoende hebben we onze eerste dag Kyoto vooral doorgebracht in verschillende zen-tuinen. Nu, dit is niet helemaal hetzelfde als een gewone tuin. Een zen-tuin bestaat eigenlijk maar uit 1 element, kiezel. Op een redelijk kleine oppervlakte wordt een hoop kiezel gegooid, die dan in een of ander patroon wordt geharkt. Hier en daar wordt er nog een steen neergelegd, maar voor de rest stelt het eigenlijk niet zo veel voor, alhoewel bepaalde personen er gerust een uurtje bij zouden kunnen mediteren.


Leuker vond ik het bezoekje aan het Gouden Paviljoen, ook al was ik hier al eens geweest, een tweede bezoek was de moeite waard, alleen regende het waardoor de mooie weerspiegeling in het water spijtig genoeg niet echt zichtbaar was. Na een wandelingetje langs Kawaramachi, een drukke winkelstraat, zijn we naar, hoe on-Japans, de Chinees geweest. Dit is overigens totaal niet te vergelijken met het Chinese eten bij ons, hier is er veel meer variatie en alles is gewoon lekkerder, niet te vergeten dat er heel wat mooi volk bij rond liep!




De tweede dag hadden we wat meer geluk met het weer, en konden we onder een stralende zon vol goede moed beginnen aan de rest van ons Kyoto-avontuur. De eerste halte was het Heian-schrijn. Ik was hier al eens geweest met het Jidai-festival, maar deze keer was het binnengedeelte wel open voor het publiek.




Dit was stukken groter dan ik had verwacht, en met de werkelijk prachtige tuin is het echt de moeite om te bezoeken, ook al ben je maar een dag in Kyoto. Hier en daar stond al een kerselaar in bloei, wat het geheel alleen maar mooier maakte.



De volgdende stop was het Zilveren Paviljoen (in tegenstelling tot het Gouden Paviljoen wat effectief met goud is bedekt was dit een vrij teleurstellend gebouw zonder ook maar iets van zilver te bespeuren), met alweer een zen-tuin om bij te bezinnen. Onze wandeling werd voortgezet langs het Filosoferspad, een weggetje van een paar kilometer dat langs verschillende tempels leidt, en vooral mooi is omwille van de talrijke kerselaars die langs het beekje staan.



Na veel te traag geslenter in mijn ogen kwamen we uit bij mijn hoogtepunt van de dag, de Kiyomizu-dera. Deze tempel is veruit een van de beroemdste in Japan, en is zelfs een kandidaat om bij de nieuwe wereldwonderen te horen! Het is een van de drukst bezochte plaatsen in Kyoto, en de weg ernaartoe wordt omringd door talloze souvenirwinkeltjes, wat het er spijtig genoeg allemaal een beetje te druk op maakt.



Als de grote poort en de pagode nog niet indrukwekkend genoeg waren, vond ik het hoofdgebouw pas echt WAW. Het hele ding is gebouwd op een eeuwenoude constructie van houten palen, bovenop een klif. Van hieruit heb je een prachtig uitzicht over het oude stadsgedeelte, en de hele omgeving is echt geweldig om te zien. Het bezoek aan Kyoto werd afgesloten aan het Yasaka-schrijn, waar ik al verscheidene keren was geweest. De ervaring had mij geleerd dat dit vooral ’s avonds de moeite is omwille van de mooie verlichting, terwijl het overdag eigenlijk gewoon een van de vele schrijnen is.

zaterdag, april 14, 2007

Boobs

Mijn mannelijke lezers, die ongetwijfeld worden aangetrokken door deze titel (probeer het maar niet te ontkennen, ik weet hoe oppervlakkig jullie allemaal kunnen zijn!) zal ik moeten teleurstellen, ik vrees dat dit niet de blog is die jullie verwachten (dus niks over “mooie blauwe ogen”, Aline, xD). Eind maart werd er in Osaka een van de zes nationale sumo-toernooien georganiseerd, en natuurlijk moesten we dit maar eens gaan bekijken.

Het doel van sumo is de tegenstander ofwel tegen de grond te krijgen, ofwel om hem buiten de ring te duwen, taken die me allebei niet simpel lijken aangezien de kerels niet bepaald mager kunnen worden genoemd. Een eerste ding dat mij opviel was dat er ongelofelijk veel aandacht wordt besteed aan ceremonieel gedoe. Alles is sterk geinspireerd door Shintoisme, en er geldt een strikte etiquette, wat het geheel met momenten een beetje saai maakt. Als de worstelaar de ring ingaat worden er eerst een hoop rituelen uitgevoerd, zoals water drinken, met de voeten op de grond stampen, en zout gooien om de ring te zuiveren, iets wat ook bij ons wel eens op TV is getoond.

Daarna zetten de worstelaars zich tegenover elkaar, kijken elkaar eens goed boos aan, om vervolgens weer op te staan en dezelfde rituele handelingen van enkele seconden ervoor nog maar eens uit te voeren! Dit wordt nog een paar keer herhaald, officeel als een soort mentale voorbereiding, maar volgens mij vooral om het publiek een beetje in de juiste stemming te krijgen, alhoewel het na tien matchen redelijk saai werd in mijn ogen. De echte match duurt slechts enkele minuten, maar is redelijk spectaculair om te zien, als er zo’n gewicht wordt rondgegooid is er altijd sensatie.

Naast de eigenlijke match vinden er nog enkele ceremonies plaats. Zo voeren de scheidsrechters (gyoji) gekleed in een kimono in de stijl van de Kamakura-periode een paar symbolische handelingen uit, maar er is ook het optreden van de yokozuna. Een Yokozuna is een van de beste sumo-worstelaars, in de afgelopen drie eeuwen zouden er maar 62 worstelaars deze titel waardig zijn geweest, en de qualificaties om deze rang te verwerven zijn niet min. De Yokozuna voert een soort rituele dans (dohyo-iri) uit, wat eigenlijk gewoon inhoudt dat hij een paar keer in de handjes klapt en eens goed hard op de grond stampt.

Al bij al is het echt wel cool om eens mee te maken, vooral omdat het Japanse publiek er echt in opgaat, maar ik vrees dat het niet echt een sport is waar ik een grote fan van zal worden, ook al omdat ik de verschillende deelnemers gewoon niet uit elkaar kan houden! Nog een klein ding dat mij is opgevallen, tussen de Japkes liep er ook een buitenlander rond, een Bulgaar die de laatste jaren blijkbaar populair is geworden, en naar wat ik heb gehoord is het ongebruikelijk dat een buitenlander hoog opklimt in de sumo-wereld.

Quiet Place in My City Mind

Na een aantal dagen in een van de drukste steden ter wereld te hebben doorgebracht, moest ik even tot rust komen voordat ik terugkeerde naar the edge of civilization. Ik had de behoefte om te onthaasten om het met een mooi modewoord te zeggen, een beetje soulsearching te doen, in het reine komen met mezelf etc, en waar kon ik dat beter doen dan in Kamakura, het centrum van het Zenboeddhisme in Japan!

Kamakura was de hoofdstad van Japan onder het bewind van de Minamoto –en Hojo-families (1192-1333), en alhoewel dat dit bewind voornamelijk militaristisch was, heeft de Rinzai-sekte, de belangrijkste zen-sekte in die tijd, zijn stempel op de stad kunnen drukken met een hele hoop tempels. Omdat het onmogelijk is om de 84 heiligdommen op een dag te bezoeken, en omdat je bij iedere tempel al gauw moet betalen om er even rond te lopen, heb ik mij maar beperkt tot de interessantste bezienswaardigheden. Over het algemeen kan Kamakura worden gezien als “opwindend rustig” (om het met melige Kinrooi-marketing uit te drukken), veel drukte maar tegelijkertijd ook veel stilte in de buurt van de tempels.

De twee belangrijkste tempels van de sekte zijn de Engaku-ji en de Kencho-ji. Het eerste wat mij bij deze tempels opviel was dat de omgeving ongelofelijk rustig was. In de meeste tempels is er redelijk wat lawaai, en loopt er veel volk rond, maar ondanks de ligging in de buurt van een station en een drukke straat, was het er opvallend stil, wat wel handig is voor de mediterende monniken.

De mooiste tempel in mijn ogen was de Hase-dera, gesticht ergens in de 15de eeuw en gewijd aan een of andere Kannon met een hoop hoofden (ik vrees dat mijn kennis van Oost-Aziatische kunst na minder dan een jaar redelijk achteruit aan het gaan is). Ik had het beeld van de Kannon, de boeddhistische god van de barmachtigheid, al eerder in een van mijn cursussen gezien, maar om deze in het echt te zien was indrukwekkend, zeker omdat het maar liefst 9 meter hoog was, wat het het grootste houten beeld in Japan maakt!

De tuin rond de tempel is beroemd omdat deze alle idealen van zen zou bevatten (niet dat ik enig idee heb wat deze zijn), het was niet echt groot maar de aanleg getuigt van een grote eenvoud en harmonie. Een van de opvallendste dingen waren de honderden “jizo” beeldjes. Jizo is de beschermheilige van kinderen, en wordt vooral vereerd als de bewaker van kinderen die bij een miskraam of een abortus zijn gestorven. Veel vrouwen offeren een beeldje na een afgebroken zwangerschap, maar er waren ook veel jonge koppels die kwamen bidden voor een succesvolle en vlotte zwangerschap.

Een ander impressionant beeld was de Daibutsu, het op een een na grootste bronzen beeld van een Boeddha in Japan (het grootste beeld staat in de Todaiji in Nara, zie de map met foto’s), en ik vond het eerlijk gezegd een stuk mooier dan de gigantische Todaiji-boeddha. De Daibutsu is van een latere periode, en de proporties zijn veel meer in evenwicht waardoor het er toch wat eleganter uitziet.

Zo, dit is ongeveer het hele verslag van mijn trip naar Tokyo, de rest wat nog het vermelden waard kon zijn ben ik hoogstwaarschijnlijk vergeten, en zal nooit meer boven komen vrees ik. Kijk uit naar de volgende updates, waarin ik het onder andere eens ga hebben over eten, en uiteraard over de ongetwijfeld spannende avonturen die ik met mijn ouders heb beleefd!